helene-de-beir-p3

Klimaatsverandering en wereldgezondheid

op .

Om samen de klimaatsverandering tegen te gaan, moeten we ook samen de wereldgezondheid verbeteren.

In 2000 hebben de meeste landen er zich toe verbonden om tegen 2015 het niveau van extreme armoede te halveren ten opzichte van dat van 1990. Waarschijnlijk werd die doelstelling reeds rond 2010 bereikt, maar veel van de hiermede verbonden doelstellingen zoals de honger stopzetten, de moeder en kindersterfte verminderen, en een duurzaam milieu, zullen tegen 2015 niet bereikt zijn. De doelstelling van een duurzaam milieu niet te na gesproken is er wel vooruitgang te merken.

Momenteel overleggen de landen welke de doelstellingen zouden moeten zijn voor de jaren na 2015. Vele landen menen dat de nadruk zou moeten liggen op duurzaamheid, en in het bijzonder op het aanpakken van de klimaatsverandering. En ze hebben gelijk! Er zit een dubbele uitdaging in de vermindering van de koolstof uitstoot : 1. De rijke landen moeten hun uitstoot verminderen, en 2. De lage- en midden inkomenslanden moeten hun economieën kunnen laten groeien zonder hun uitstoot van koolstof op dezelfde manier te laten stijgen als de rijke geïndustrialiseerde landen dat deden in het verleden.

Indien we enige hoop willen koesteren dat dit doel bereikt wordt, zal bovenmaatse verbranding van koolstof duur gemaakt moeten worden, door het te belasten. Minder koolstof verbranden zal moeten worden beloond. En dit soort belasting zal over de hele wereld moeten worden toegepast, zoniet zullen de zwaar vervuilende industrieën gewoon verhuizen naar landen waar koolstof taksen laag of onbestaande zijn.

Maar dit is waar toekomstige uitdagingen botsen op onafgewerkte problemen uit het verleden. Indien we nu zouden ophouden te werken aan de terugdringing van armoede, die reeds goed is opgeschoten, om ons te werpen op de klimaatsproblemen, dan zullen we in beide opzetten mislukken. Hoe zouden we kunnen verbieden aan landen waar veel mensen in schrijnende armoede leven, om zwaar vervuilende industrie op hun grondgebied toe te laten, terwijl die industrie kan zorgen voor werkgelegenheid, economische groei en financiële middelen om gezondheidszorg, scholing en andere noodzakelijke dingen te financieren? Als koolstof uitstoot een collectief probleem is voor de ganse planeet, dan moeten die andere basisbehoeften ook een gezamenlijke zorg worden.

Wanneer we de klimaatverandering aanpakken, is de wereld niet verdeeld in donoren en begunstigden. Alle landen moeten hun deel van de inspanningen doen, en alle landen zullen er baat bij hebben. Basisbehoeften moeten op dezelfde manier behandeld worden in de 21ste eeuw. In plaats van te blijven werken met hulp van enkelen aan enkelen, moeten we zoeken naar manieren om op een duurzame en eerlijke manier de lasten te verdelen in het gemeenschappelijke belang en uit verlicht eigenbelang. We moeten algemene, mondiale minima bepalen voor gezondheid, onderwijs en andere basisbehoeften. Dan worden alle landen tegelijkertijd donor en begunstigde in principe, maar tijdelijk donor of begunstigde, afhankelijk van hun situatie. Landen die niet zelf voor hun basisbehoeften kunnen instaan zullen begunstigden zijn, tot ze minder arm geworden zullen zijn en op weg om bij te dragen aan andere landen.

De wereld werkt reeds op die manier voor de bestrijding van AIDS, tuberculose en malaria via het Wereldfonds. Maar de middelen zijn te beperkt, het bereik te klein en de schaal te smal om effect op lange termijn te kunnen bewerkstelligen. Maar het systeem werkt. Het Wereldfonds zou het model kunnen zijn voor de manier waarop we samen verantwoordelijkheid nemen voor de basisbehoeften van allen.

Men zegt wel eens dat het Wereldfonds zich richt op besmettelijke ziekten, omdat die grenzen overschrijden en dus overduidelijk een collectief probleem vormen. Als we de klimaatsverandering en de oorzaken ervan beter begrijpen, dan zullen we ook inzien dat de basisbehoeften van alle mensen ook een collectieve verantwoordelijkheid vormen.

Gorik Ooms & Jon Lidén.

Gorik Ooms is onderzoeker aan het Instituut voor Tropische geneeskunde in Antwerpen, België, adjunct professor aan de Rechtsfaculteit van Georgetown University, Washington DC, en afgevaardigd bestuurder van de Hélène De Beir Foundation. Jon Lidén is onderzoeker aan het Royal Institute of International Affairs, Chatham House. Dit editoriaal verscheen eerder in de Health Diplomacy Monitor.